Hand-out BOA-Examen.nl:

De opsporingsambtenaar

Leestijd: 4 minuten

Nederland kent 2 soorten opsporingsambtenaren. In artikel 141 (Alg) en 142 (Boa) van het Wetboek van Strafvordering beschreven. Opsporingsambtenaren kunnen bij verschillende opsporingsinstanties werkzaam zijn. Niet alleen bij de politie vinden we algemeen opsporingsambtenaren maar ook bij de Koninklijke Marechaussee. Verder kennen we nog de ambtenaren van de 4 bijzondere opsporingsdiensten zoals de FIOD, Dienst infrastructuur & milieu, Economische Zaken, Landbouw & Innovatie en Sociale Zaken & Werkgelegenheid.

Bij de politie hebben we het vaak over politieagenten en vrijwillig politieagenten. Ook de medewerkers van de rijksrecherche, dit zijn echter bijzondere ambtenaren van politie. (Let op, geen bijzondere opsporingsambtenaren!) De rijkrechercheurs worden namelijk aangestuurd door de procureur-generaal van de Hoge Raad en mogen onderzoeken doen naar strafbare feiten van andere opsporingsambtenaren.

De BOA, komt ook voor bij verschillende instanties, overheid en ook private instanties. Daarom is de definitie van de opsporingsambtenaar daarin ook helder. Deze luidt namelijk;
Opsporingsambtenaren zijn alle personen belast met de opsporing van het strafbare feit.
Hieruit blijkt dat het dus niet allemaal ambtenaren in overheidsdienst zijn en dat ze de bevoegdheden alleen mogen toepassen voor het opsporen van strafbare feiten. Het strafbare feit geeft ook nog eens aan dat het niet automatisch alle strafbare feiten betreft. De opsporingsambtenaar (dus ook de Boa) heeft standaard een landelijke bevoegdheid maar wordt geacht deze zoveel mogelijk toe te passen in het gebied van tewerkstelling.

De eis voor de algemeen opsporingsambtenaar is dat deze de initiële politieopleiding of een door de minister van justitie daaraan gelijkgestelde opleiding moet hebben afgerond.
Voor de Boa gelden wat andere eisen. De Boa moet namelijk aan een aantal zaken voldoen. De Boa moet betrouwbaar zijn. Dit kan worden aangetoond door een screening of een VOG (verklaring omtrent gedrag). Daarnaast moet de Boa bekwaam zijn, door te voldoen aan de gestelde exameneisen (theorie en praktijkexamen).

De werkgever vraagt bij justitie een akte van opsporingsbevoegdheid aan. Hierin staan alle strafbare feiten waarvoor de Boa bevoegd moet zijn om de werkzaamheden naar behoren te kunnen uitvoeren. Hierbij wordt ook beslist op welke titel de akte wordt afgegeven. Op individuele titel, met een categoriale aanwijzing of in een bepaalde verordening of bijzondere wet.
Dan volgt er een beëdiging en daarmee worden alle voorgaande zaken bekrachtigd. De Boa legt 2 x een eed af. De eerste is de eed van zuivering. De zuiveringseed is de eed of belofte waarin zij zweren dat zij niemand enige gift beloofd of gegeven hebben om benoemd te worden en dat zij van niemand enige gift of belofte zullen aannemen om iets in hun ambt te doen of na te laten. Daarnaast wordt de ambtseed afgenomen. Dit houdt o.a. in dat de plicht nauwgezet en ijverig zal worden vervuld en de verstrekte opdrachten naar beste vermogen zullen worden volbracht en datgene waarvan door de ambt kennis van gedragen wordt en die als geheim zijn toevertrouwd of waarvan het vertrouwelijk karakter begrepen moet worden, niet zullen worden openbaart aan anderen, dan aan hen, aan wie volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht is. Van deze beëdiging wordt een proces-verbaal opgemaakt en dat is de akte van beëdiging.

Nu is de Boa volledig zelfstandig bevoegd tot het opsporen van strafbare feiten en de daarbij behorende handelingen/dwangmiddelen te mogen uitvoeren. Deze akte is 5 jaar geldig en dient iedere 5 jaar verlengd te worden. Vanzelfsprekend is dat wanneer de noodzaak voor de bevoegdheid niet meer aanwezig is, door bijvoorbeeld functie verandering of ontslag dat dan ook de bevoegdheden per direct vervallen.

Een Boa is in eerste aanleg niet bevoegd tot het gebruiken van geweld dan wel het dragen van geweldsmiddelen. De minister van justitie en veiligheid kan hierop een uitzondering maken door de individuele Boa aan te wijzen. Dan staat er in de akte van beëdiging één heel belangrijk artikel. Dit is artikel 7 uit de Politiewet 2012. Met name lid 1, 3 en 4 van dit artikel zijn dan van belang. Lid 1 gaat over geweldsmiddelen en het gebruik daarvan. Lid 3 gaat over de veiligheid fouillering en lid 4 gaat over de vervoer fouillering. Deze bevoegdheden hebben een geldigheidsduur van slechts 1 jaar. Ieder jaar moet er dus aangetoond worden dat de bevoegdheden nog steeds noodzakelijk zijn en dat de Boa nog immer bekwaam is op het gebied van geweld. Dit alles is vastgelegd in de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Buitengewoon Opsporingsambtenaar (RTGB).

De zojuist genoemde regeling geldt vanzelfsprekend ook voor de algemeen opsporingsambtenaar bevoegd om geweld te mogen gebruiken. Daar is de Regeling Toetsing Geweldsbeheersing Politie voor. Bij het gebruik van geweld is voor zowel de Boa als de politie de ambtsinstructie van belang m.b.t. nader gestelde regels.

Boa’s zijn in Nederland ingedeeld in 6 domeinen. Ieder domein kent haar specialiteiten. Het is voor een Boa niet meer mogelijk om in meerdere domeinen werkzaam te zijn.
De domein verdeling is als volgt; 1. Openbare ruimte / leefbaarheid , 2. Milieu, Welzijn en Infra,  3. Onderwijs , 4. Openbaar vervoer, 5.  Werk, inkomen en Zorg en 6. Generieke opsporing

De werkgever is verantwoordelijk voor het dagelijks functioneren van de Boa. Deze handelt eveneens klachten over het optreden van de Boa af. Echter dient de werkgever hiervan ook een afschrift te zenden aan de Toezichthouder en de Direct Toezichthouder van de Boa. De minister van justitie en veiligheid is uiteindelijk eindverantwoordelijk voor de Boa’s. Er is besloten om daar 2 lagen tussen te brengen. Eerste laag is de Toezichthouder. Dit is altijd de Hoofdofficier van justitie van het arrondissement van het OM waarbinnen het werkgebied van de Boa ligt of het hoofd van een landelijke dienst.

Tweede laag is de Korpschef van de eenheid van politie waarbinnen het werkgebied van de Boa valt. Beiden adviseren de werkgever bij de eventuele afhandeling van een klacht.

De minister van justitie en veiligheid is wettelijk gezien ook degene die bevoegd is tot het beëdigen van de opsporingsambtenaar en dus ook de Boa. In de praktijk is dit gemandateerd aan de Korpschef van politie met een de mogelijkheid tot een sub delegatie naar de districtchef.  

Wanneer de Boa in uniform optreedt dan dient op dit uniform duidelijk zichtbaar het Boa-insigne gedragen te worden. Het insigne is het zilveren vuistje met schild en scepter. Het schild staat voor de bescherming van mensen in de publieke ruimte en de scepter geeft aan dat een boa de bevoegdheid heeft om op te treden als dat nodig is. Voor Boa’s die een uniform van de politie, de Koninklijke Marechaussee of Douane dragen zijn vrijgesteld van de plicht om het insigne zichtbaar te dragen. Wel dient iedere Boa een geldig legitimatiebewijs bij zich te dragen en desgevraagd te tonen. Voor Boa’s die niet in uniform werken geldt de regel dat zij zichzelf ongevraagd legitimeren al vorens op te treden.

Voor alle Boa’s geldt dat zij een wettelijke verplichting hebben om medewerking te verlenen aan de politie. Dit is opgenomen in artikel 10 van de Politiewet 2012 en het Besluit Buitengewoon Opsporingsambtenaar. Het besluit wordt jaarlijks vastgesteld door de minister van justitie en veiligheid.

Ontdek de BOA Compact!

Ben je klaar om je BOA-examen te verpletteren? Bereid je dan voor met de ultieme bondgenoot: BOA Compact! Deze handige, zorgvuldig samengestelde reader is dé sleutel tot jouw examensucces.

Verder in browser
Te installeren tik op Toevoegen aan startscherm
Toevoegen aan startscherm
BOA-Examen.nl
Test onze gratis webapp!
Installeren